Motten bestrijden
Motten lijken onschuldig. Toch kunnen ze zorgen voor flink wat overlast en schade, vooral in de voedingsmiddelenindustrie en in dierenwinkels en bakkerijen. Ze worden dan ook niet getolereerd. U kunt de motten vangen, maar beter is het om de bron van het probleem aan te pakken. OBN kan helpen.
Waar komen motten op af?
Er zijn verschillende soorten voorraadaantastende motten. De belangrijkste zijn: de vruchtmot, de cacaomot, de tropische cacaomot en de meelmot. De vruchtmotlarf houden van producten met olieachtige stoffen, zoals cacao, chocoladeproducten, pindakaas, gedroogde uien en tomatenvlokken. Ze worden vaak verspreid via transport. Dat geld ook voor de cacaomot en de tropische cacaomot, met dit verschil dat deze motsoort ook vaak voorkomt in tabaksmot. De meelmot leeft van plantaardige, vooral meelachtige producten, zoals bloem en diervoederkorrels.
Klerenmotten en pelsmotten
In huis komt de klerenmot en de pelsmot veel voor. Beide motsoorten zijn 7-8 mm lang. Ze hebben geelachtige, bruine of grauwe voorvleugels. De achtervleugels zijn iets lichter van kleur. De larven worden circa 10 mm lang. De larven van deze motsoorten knagen aan wollen stoffen, tapijten, meubelbekleding en isolatiemateriaal waar dierlijke producten in zitten. Alleen de larven geven schade, want de volwassen motten eten niet.
Motten laten bestrijden door OBN
Motten zijn schadelijk voor zowel voedingsproducten zelf als voor de voedingsproductie. Producten kunnen worden aangepast met spinsels, uitwerpselen, dode insecten en cocons. Bovendien kunnen installaties verstopt raken door spinsels van mottenlarven. U kunt motten het best bestrijden door aangetaste producten direct weg te gooien. Vervolgens moet u de opslagruimte waar deze producten stonden, goed reinigen met een residueel werkend middel. Hiervoor heeft u een vakbekwaamheidsbewijs nodig. U kunt dit overlaten aan de specialisten van OBN. Wij behandelen ook de naden en kieren met een residueel middel. Ook een mottenval kan helpen om te voorkomen dat de motten terugkomen. Na vier tot zes weken voeren we een tweede inspectie uit.